Category Archives: Sociale verzekeringen

Nota van wijziging wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens

Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens in behandeling. Dit wetsvoorstel brengt wijzigingen aan in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen en in de Wet op de loonbelasting 1964. De wijzigingen hebben betrekking op de mogelijkheid om de uitbetaling van het bedrag ineens uit te stellen ter verbetering van de uitvoerbaarheid. De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft een nota van wijziging ingediend.

Het wetsvoorstel geeft consumenten de mogelijkheid om een aanspraak op periodieke uitkeringen gedeeltelijk af te kopen zonder dat dit leidt tot belastingheffing over de gehele aanspraak. Door de nota van wijziging wordt nu geregeld dat dit ook geldt voor een gedeeltelijke afkoop van in eigen beheer ondergebrachte lijfrenten, die als tegenprestatie voor de overdracht van een onderneming zijn bedongen. Daarnaast wordt een delegatiegrondslag opgenomen zodat in lagere regelgeving nadere regels gesteld kunnen worden met betrekking tot deze lijfrenten.

De voorgenomen inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel is uitgesteld van 1 juli 2023 naar 1 januari 2024. De uitgestelde inwerkingtredingsdatum heeft tot gevolg dat deelnemers in een pensioenregeling, die vóór die datum met pensioen gaan, geen gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid voor uitbetaling van een bedrag ineens.

Tegelijk met de nota van wijziging heeft de minister de nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gestuurd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 2022-0000214526 | 17-01-2023

Geen recht op WW

De Werkloosheidswet (WW) omschrijft een werknemer als de natuurlijke persoon, die jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, die in een privaat- of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat. Een werknemer in de zin van de WW heeft bij werkloosheid recht op een WW-uitkering. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking als is voldaan aan de volgende criteria:

  • er is een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid;
  • er is een verplichting tot het betalen van loon, en;
  • tussen partijen bestaat een gezagsverhouding.

Bij de vraag of aan deze criteria is voldaan, zijn alle omstandigheden van het geval van belang.

Een zoon, die op grond van een zorgovereenkomst zorg heeft verleend aan zijn moeder, claimde na haar overlijden een WW-uitkering. Voor zijn werkzaamheden werd hij betaald uit het persoonsgebonden budget dat aan zijn moeder was toegekend. Volgens het UWV was vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding geen sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Het UWV weigerde de zoon daarom een WW-uitkering toe te kennen.

De rechtbank stelde voorop dat ook tussen ouder en kind sprake kan zijn van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een gezagsverhouding, is van belang of de zoon aan een zeker gezag van zijn moeder was onderworpen en of zijn moeder bevoegd was om hem opdrachten en instructies te geven en controle uit te oefenen op de voortgang en resultaten van zijn werk. Volgens de rechtbank blijkt uit de zorgovereenkomst onvoldoende van gezag, nu daarin essentiële afspraken ontbraken over werktijden, overuren, ziekteverzuim, het afdragen van premies, reiskosten en vakantiedagen. Ook de feitelijke uitvoering van de zorgtaken biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat sprake was van gezag. Moeder leed aan vergevorderde dementie. Haar zoon was gemachtigd om haar (financiële) zaken waar te nemen. Alleen al om die reden kan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn geweest van gezaghebbende controle door de moeder op de voortgang en resultaten van de verrichte zorgtaken. Van een gezagsverhouding was volgens de rechtbank geen sprake. De zoon heeft geen recht op een WW-uitkering.

Bron: Rechtbank Midden-Nederland | jurisprudentie | ECLINLRBMNE20223545, UTR 21/5183 | 01-09-2022

Wijziging bedragen en percentages sociale verzekeringen

De minister van SZW heeft een regeling gepubliceerd in verband met de wijziging van diverse bedragen en percentages voor 2023.

In het Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is de hoogte van de maximale transitievergoeding aangepast aan de stijging van de contractlonen. De maximale transitievergoeding is verhoogd van € 86.000 naar € 89.000.

De uurloongrenzen voor het lage-inkomensvoordeel van de Wet tegemoetkomingen loondomein zijn aangepast aan de stijging van het wettelijk minimumloon per 1 januari. Voor 2023 gelden de volgende uurloongrenzen:

Uurloongrens bedrag
 100% WML  € 12,04
 125% WML  € 15,06
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2022-0000269574, Staatscourant 2022 nr. 35085 | 28-12-2022

Wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen door de Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen aangenomen. Het wetsvoorstel vloeit voort uit het in 2019 gesloten pensioenakkoord en ziet op pensioenregelingen in het kader van een loopbaan als werknemer of zelfstandige. De opbouw van pensioen gaat voortaan via een premieregeling, waarmee deelnemers een persoonlijk pensioenvermogen vormen. Bestaande pensioenafspraken moeten worden overgezet naar de nieuwe regeling. De fiscale wetgeving wordt aangepast aan het nieuwe stelsel en aan de overgang van oud naar nieuw.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel is een groot aantal amendementen ingediend. Voorafgaand aan de stemming over het wetsvoorstel heeft de Kamer over de amendementen gestemd. Aangenomen amendementen betreffen onder meer:

  • de tussentijdse waardeoverdracht;
  • de verlaging van de startleeftijd naar 18 jaar;
  • het afschaffen van de wachttijd;
  • het handhaven van het uniform pensioenoverzicht (UPO);
  • een permanente geschilleninstantie;
  • de beleggingsvrijheid en bijbehorende zorgplichten van de premie-overeenkomst;
  • voortzetting van de dekking voor het nabestaandenpensioen;
  • een minimale termijn van 15 jaar bij vrijwillige voortzetting.

Als gevolg van door de Kamer ingediende amendementen heeft de regering een aantal aanpassingen van het wetsvoorstel voorgesteld. Daarnaast zijn enkele vergissingen hersteld. Een van de wijzigingen betreft het vervangen van het woord “vermogen” door “kapitaal” op een aantal plaatsen. Voor de aanspraak in de flexibele premieovereenkomst wordt het woord kapitaal gebruikt. Bij de vierde nota van wijziging was deze vervanging al in andere onderdelen van het wetsvoorstel doorgevoerd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 2022-0000296251 | 20-12-2022

Vierde nota van wijziging wetsvoorstel toekomst pensioenen

De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft de vierde nota van wijziging bij het wetsvoorstel toekomst pensioenen naar de Tweede Kamer gestuurd. Het merendeel van de wijzigingen is redactioneel of technisch van aard. Deze wijzigingen zijn het gevolg van de artikelsgewijze behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer.

In deze nota van wijziging is een wettelijke begrenzing voor het door een deelnemer aan een pensioenregeling te lopen beleggingsrisico opgenomen. Het beleggingsrisico is gemaximeerd op 150%. De eis dat het beleggingsbeleid steeds passend is bij de risicohouding van de deelnemer blijft onverkort van toepassing.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 2022-0000277885, 36067 | 11-12-2022

Thuiswerken en sociale verzekering vanaf 1 juli 2022

Op 1 juli 2022 is het coronabeleid van de SVB beëindigd. Tot 1 juli 2023 geldt een overgangsperiode voor grensarbeiders van wie de werksituatie niet verandert. Zij kunnen tot die datum thuiswerken zonder dat zij sociaal verzekerd raken in een ander land. Dit geldt ook voor grensarbeiders die in de periode na 1 juli 2022 voor het eerst gaan thuiswerken. De overgangsperiode berust op een afspraak tussen alle lidstaten van de Europese Unie.

Bron: Overig | publicatie | 19-12-2022

Premiepercentages sociale verzekeringen 2023

De minister van SZW heeft de premiepercentages en enkele bedragen voor diverse sociale verzekeringen voor 2023 gepubliceerd.

 Omschrijving

 Percentage of bedrag

 AOW

 17,90%

 Anw

 0,10%

 Maximum premieloon

 € 66.956

 Algemeen Werkloosheidsfonds, lage premie

 idem, hoge premie

 2,64%

 7,64%

 Uitvoeringsfonds voor de overheid

 0,68%

 Arbeidsongeschiktheidsfonds, hoge premie

 idem, lage premie

 7,11%

 5,82%

 Opslag kinderopvang

 0,50%

 Minimumloonsomgrens Werkhervattingskas sector   Grootwinkelbedrijf

 € 6.922.501

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2022-0000231651, Staatscourant 2022, Nr. 32328 | 30-11-2022

Wettelijk minimumloon per 1 januari 2023

Per 1 januari 2023 gelden de volgende bedragen voor het wettelijk minimumloon:

Leeftijd per maand per week per dag
 vanaf 21 jaar  € 1.934,40   € 446,40  € 89,28
 20 jaar  € 1.547,50  € 357,10  € 71,42
 19 jaar  € 1.160,65   € 267,85  € 53,57
 18 jaar  € 967,20  € 223,20  € 44,64
 17 jaar  € 764,10  € 176,35  € 35,27
 16 jaar  € 667,35  € 154,00  € 30,80
 15 jaar  € 580,30  € 133,90  € 26,78
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 04-12-2022

Uitkeringsbedragen AOW per 1 januari 2023

De bruto uitkeringsbedragen per 1 januari 2023 voor de AOW zijn:

categorie per maand vakantie-uitkering totaal
 Gehuwden/samenwonenden (uitkering ingegaan na 1 februari 1994)  € 968,86  € 51,25  € 1.020,11
 Gehuwden/samenwonenden met maximale toeslag (partner jonger dan de AOW-leeftijd)  € 1.937,72  € 102,50  € 2.040,22

Deze bedragen zijn zonder de inkomensondersteuning AOW van € 5,- bruto per maand.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 04-12-2022

AOW-leeftijd in 2028 naar 67 jaar en 3 maanden

De leeftijd waarop iemand recht heeft op een AOW-uitkering en de leeftijd waarop iemand recht op een AOW-uitkering begint op te bouwen, zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Op dit moment bedraagt de AOW-leeftijd 67 jaar en de aanvangsleeftijd 17 jaar. Afhankelijk van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd worden deze leeftijden aangepast.

Het CBS heeft recent de raming van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2028 en 2034 bekend gemaakt. In 2028 bedraagt de geschatte levensverwachting op 65-jarige leeftijd 21,05 jaar. In 2034 is dit 21,73 jaar. De AOW-leeftijd voor 2028 wordt op grond van deze prognose en de daarvoor geldende formule vastgesteld op 67 jaar en 3 maanden. De aanvangsleeftijd voor 2028 wordt vastgesteld op 17 jaar en 3 maanden.

De pensioenrichtleeftijd is op een vergelijkbare manier gekoppeld aan de levensverwachting, maar stijgt anders dan de AOW-leeftijd met stappen van een heel jaar. Op grond van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2034 blijft de pensioenrichtleeftijd in 2024 68 jaar. Wanneer de Wet toekomst pensioenen zoals beoogd per 1 juli 2023 in werking treedt, is de fiscale pensioenrichtleeftijd alleen nog van belang voor het dan geldende overgangsrecht.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2022-0000229421 | 08-11-2022