Vakantiegeld over toeslagen en overwerkvergoeding

Het Burgerlijk Wetboek verplicht de werkgever om bij iedere betaling van het in geld vastgestelde loon de werknemer een gespecificeerde opgave te verstrekken van het loonbedrag en van de bedragen waaruit dit is samengesteld. Uit de wetgeschiedenis van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag blijkt dat deze eis ook geldt voor de vakantietoeslag.

Een procedure tussen een werkgever en een werknemer had betrekking op de betaling van vakantietoeslag. De beloning van een werknemer bestond onder meer uit een ploegentoeslag, een overwerkvergoeding en een bonus. Over al deze bedragen heeft de werknemer recht op vakantietoeslag. De werkgever en de werknemer verschillen van mening of de vakantiebijslag is begrepen in de uitgekeerde bedragen of dat deze bedragen nog moeten worden verhoogd met de vakantietoeslag. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werkgever alsnog de vakantietoeslag over de ploegentoeslag, de overwerkvergoeding en de bonus over de afgelopen vijf jaren moet betalen.

In hoger beroep voerde de werkgever aan dat het sinds jaar en dag binnen de onderneming gebruikelijk is dat de vakantiebijslag over de toeslagen verdisconteerd is in de betaalde bedragen en niet afzonderlijk werd uitbetaald. De loonstroken bevatten geen specificatie met betrekking tot de vakantiebijslag over de toeslagen. Naar het oordeel van het hof heeft de werkgever onvoldoende onderbouwd dat de verdiscontering van de vakantietoeslag gebruikelijk en duidelijk was en dat de werknemer daaraan zou zijn gebonden.

Het hof heeft ook het beroep van de werkgever op het in de arbeidsovereenkomst opgenomen dynamische incorporatiebeding verworpen. Door dat beding zouden met de Ondernemingsraad overeengekomen wijzigingen van de arbeidsvoorwaarden automatisch deel uitmaken van de arbeidsovereenkomst van de werknemer. Volgens het hof is de werknemer niet op voorhand en automatisch gebonden aan met de Ondernemingsraad overeengekomen wijzigingen van de arbeidsvoorwaarden. Het hof ziet geen aanleiding om dit beding gelijk te stellen met een incorporatiebeding waarmee opvolgende collectieve arbeidsovereenkomsten bij voorbaat van toepassing worden verklaard. Bij de incorporatie van een cao mag worden aangenomen dat deze is overeengekomen met een representatieve, deskundige en onafhankelijke vakorganisatie, waarmee is voorzien in de bescherming van de werknemer. Dat is een wezenlijk verschil met arbeidsvoorwaarden die uitsluitend met een Ondernemingsraad zijn overeengekomen.

Het hof is van oordeel dat de werknemer nog recht heeft op verhoging van de toeslagen met vakantiebijslag en op de uitbetaling daarvan.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20231781, 200.310.033/01 | 18-09-2023