All posts by jansen_kleton_claudia

Startersregeling TVL

De staatssecretaris van EZK heeft de subsidieregeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL) voor startende mkb-ondernemingen gepubliceerd. De regeling is inmiddels in werking getreden en vervalt per 1 januari 2022. In een Kamerbrief van 21 januari 2021 is de regeling voor starters aangekondigd. De regeling geldt voor ondernemers, die volgens de inschrijving in het handelsregister zijn gestart tussen 1 oktober 2019 en 30 juni 2020 en is beperkt tot het eerste kwartaal van 2021.

De startersregeling kent dezelfde afbakening als de TVL. Dit betekent dat de regeling niet geldt voor:

  • financiële instellingen;
  • overheden en extraterritoriale instellingen;
  • huishoudens;
  • publiekrechtelijke rechtspersonen;
  • overheidsbedrijven;
  • bekostigde scholen en instellingen voor beroeps- en hoger onderwijs.

Het omzetverlies moet meer dan 30% bedragen. De vaste lasten moeten minimaal € 1.500 bedragen, net als bij de TVL. Als referentieperiode voor het omzetverlies geldt het derde kalenderkwartaal van 2020 vanwege de versoepelde coronamaatregelen in die periode. Het omzetverlies wordt bepaald door de omzet van het eerste kalenderkwartaal van 2021 te vergelijken met de omzet van de referentieperiode. Subsidies, tegemoetkomingen of andere steun van de overheid in verband met de bestrijding van de coronacrisis maken geen deel uit van de omzet voor de toepassing van deze regeling.

De vaste lasten worden bepaald op een per SBI-code vastgesteld percentage van de omzet. De vaste lastenpercentages per SBI-code zijn dezelfde als bij de TVL. De subsidie bedraagt de referentieomzet maal het omzetverlies in procenten maal het vaste lastenpercentage maal 85%. De subsidie bedraagt maximaal € 124.999 per getroffen startende mkb-onderneming en minimaal € 1.500.

Aanvragen voor deze regeling kunnen vanaf 31 mei 2021 worden ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) via een daartoe beschikbaar gesteld formulier.

Om het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik van deze regeling te beperken, moeten ondernemingen die tussen 16 maart 2020 en 30 juni 2020 zijn ingeschreven en die een subsidie van minimaal € 25.000 aanvragen, een verklaring van een onafhankelijke deskundige aanleveren. De deskundige derde kan deze verklaring onafhankelijk van de aanvrager indienen op het portaal van RVO.nl. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 12 juli. RVO.nl stelt de subsidie direct vast en werkt dus niet met voorschotten. De uiterste datum van subsidievaststelling is 31 december 2021.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | WJZ/ 21037856, Staatscourant 2021, Nr. 27418 | 27-05-2021

TVL startende ondernemers

Ondernemers, die hun bedrijf tussen 1 oktober 2019 en 30 juni 2020 hebben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, kunnen vanaf 31 mei een aanvraag indienen voor de TVL. De regeling geldt voor ondernemers in het mkb en zzp’ers met een vestigingsadres, dat afwijkt van het woonadres. Om voor de startersregeling TVL in aanmerking te komen moet een ondernemer in het eerste kwartaal van 2021 30% omzetverlies hebben geleden ten opzichte van het derde kwartaal van 2020. Voor het tweede kwartaal geldt ook voor startende ondernemers de algemene TVL-regeling.

Andere voorwaarde voor de TVL voor startende ondernemers is een bedrag van ten minste € 1.500 aan vaste lasten per kwartaal. Het subsidiepercentage bedraagt 85%. Het maximale subsidiebedrag voor het eerste kwartaal is € 124.999. Bij een subsidiebedrag vanaf € 25.000 is een verklaring van een deskundige nodig bij de aanvraag.

Startende ondernemingen, die deel uitmaken van een groep van ondernemingen, komen niet in aanmerking voor de regeling omdat zij niet als starter worden gezien.

Het aanvraagloket voor de TVL voor startende ondernemers is geopend van 31 mei 2021 om 09.00 uur tot 12 juli 2021 om 17.00 uur.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | 27-05-2021

BIK vervalt met terugwerkende kracht

De Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 ingetrokken. De BIK is daarmee per saldo niet ingevoerd. De aanleiding is dat de Europese Commissie de regeling mogelijk ziet als een vorm van ongeoorloofde staatssteun. Om het budget dat voor de BIK was uitgetrokken toch aan het bedrijfsleven ten goede te laten komen stelt het kabinet voor om de premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) te verlagen, waarschijnlijk per 1 augustus 2021.

Voor intrekking van de BIK is een wetswijziging nodig. Het kabinet heeft een daartoe strekkend wetsvoorstel aan de Raad van State voor advies aangeboden. Daarna zal het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk aan het parlement worden voorgelegd.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000102544 | 27-05-2021

Ontslag wegens verwijtbaar handelen

De werkgever kan volgens het Burgerlijk Wetboek de arbeidsovereenkomst met een werknemer opzeggen als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Herplaatsing ligt niet in de rede als sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.

Verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer is een redelijke grond voor ontslag als dit handelen of nalaten zodanig ernstig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevraagd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het moet de werknemer van tevoren duidelijk zijn wat door de werkgever wel of niet als toelaatbaar wordt gezien, waarbij de eisen die de werkgever aan de werknemer mag stellen gangbaar en niet buitensporig mogen zijn.

Volgens de Hoge Raad is voor een ontslag op grond van verwijtbaar handelen of nalaten niet vereist dat dit een laatste redmiddel is, in die zin dat een ontslag alleen mogelijk zou zijn als de werkgever met minder ingrijpende middelen niet kan volstaan. Voor een dergelijke opvatting biedt noch de tekst van de wet, noch de wetsgeschiedenis een aanknopingspunt.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021781, 20/01630 | 27-05-2021

Steun- en herstelpakket derde kwartaal 2021

Het kabinet heeft de voorstellen voor het steun- en herstelpakket in het derde kwartaal 2021 bekendgemaakt.

NOW

 

 NOW-3

 NOW-4

 Omzetverlies

 20%

 20%

Subsidiepercentage

85%

85%

 Maximum salaris

 2 x maximum dagloon

 2 x maximum dagloon

 Vrijstelling loonsomdaling

 10%

 10%

 Opslag werkgeverslasten

 40%

 40%

De loonsubsidie NOW wordt verlengd met drie maanden, tot en met 30 september 2021. Het maximale vergoedingspercentage blijft 85; de loonsomvrijstelling bedraagt 10% van de loonsom. Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de NOW-4 geldt een minimaal omzetverlies van 20%. De forfaitaire opslag bedraagt 40% en de maximale vergoeding per werknemer twee keer het maximum dagloon. De referentiemaand voor de loonsom voor de NOW-4 is februari 2021. Deze maand geeft een representatiever beeld van de huidige loonsom dan de oude referentiemaand (juni 2020).

Met ingang van de NOW-3 telt een door de ondernemer ontvangen Tegemoetkoming Vaste Lasten niet langer als omzet voor de NOW. De NOW-3 geldt voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021.

TVL

 

 Tweede Kwartaal 2021

 Derde kwartaal 2021

 Omzetverlies, minimaal

 30%

 30%

 Subsidiepercentage

 100%

 100%

 Maximum bedrag mkb*

 € 550.000

 € 550.000

 Maximum grote bedrijven*

 € 1.200.000

 € 600.000

 Overig

 * maximum subsidiebedrag voor   hele steunperiode is € 1,8 miljoen

  • Minimum vergoeding € 1.500
  • Mkb en niet-mkb
  • Vaste-lastendrempel € 1.500
  • Minimum vergoeding € 1.500
  • Mkb en niet-mkb
  • Vaste-lastendrempel € 1.500

De TVL stelt ondernemers in staat om hun vaste lasten ook in een tijd met minder of zelfs geen inkomsten te betalen. Het kabinet verlengt de TVL per 1 juli 2021 met één kwartaal (TVL-3), zonder aanpassingen in de regeling. Het vergoedingspercentage blijft 100 en de omzetdervingsdrempel van 30% wordt gehandhaafd. De regeling blijft in het derde kwartaal ook openstaan voor niet-mkb bedrijven. Het maximumbedrag dat een mkb-ondernemer kan ontvangen blijft € 550.000. Voor grote bedrijven wordt dit € 600.000. In het derde kwartaal blijft het mogelijk om als referentiekwartaal voor het derde kwartaal van 2020 in plaats van voor het derde kwartaal van 2019 te kiezen. Het maximum subsidiebedrag voor grote bedrijven wordt voor het tweede kwartaal verhoogd naar € 1,2 miljoen. Bedrijven kunnen door deze verhoging al in het tweede kwartaal van 2021 het staatssteunplafond van € 1,8 miljoen bereiken, waardoor zij in het derde kwartaal geen TVL meer kunnen ontvangen. Er komt geen extra subsidieregeling voor het grootbedrijf.

Tozo

De periode, waarover Tozo kan worden aangevraagd, wordt verlengd tot 1 oktober 2021. De voorwaarden voor het recht op uitkering wijzigen niet. Wel zal meer dan voorheen de nadruk liggen op het ondersteunen, activeren en stimuleren van ondernemers zodat zij zo snel mogelijk weer op eigen benenkunnen staan.

Terugbetaling lening bedrijfskapitaal

De datum waarop zelfstandige ondernemers moeten beginnen met de terugbetaling van een Tozo-lening voor bedrijfskapitaal wordt met zes maanden uitgesteld tot 1 januari 2022. Tot die datum is geen rente verschuldigd over de lening. De termijn waarbinnen de lening moet worden terugbetaald wordt verlengd van 42 naar 60 maanden.

Terugbetalingen NOW en TVL

Voor terugbetalingen van NOW en TVL wordt een doelmatigheidsgrens ingevoerd. Bedragen onder € 500 worden niet ingevorderd. RVO.nl en UWV voeren dit in de praktijk al uit.

TONK

Ook de TONK wordt met drie maanden verlengd, tot en met het derde kwartaal van 2021. Gemeenten hebben, als uitvoerders van de TONK, beleidsvrijheid met betrekking tot het vaststellen van de draagkracht van de aanvrager. De gemeente kan zelf bepalen in welke mate het inkomen of vermogen wordt betrokken bij het beoordelen van de aanvraag.

Fiscale maatregelen

Het kabinet verlengt diverse fiscale maatregelen tot 1 oktober 2021. Het gaat om:

  1. het uitstel van administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen;
  2. het akkoord met Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers;
  3. de onbelaste reiskostenvergoeding;
  4. de vrijstelling voor een aantal Duitse netto-uitkeringen;
  5. het btw-nultarief op mondkapjes;
  6. de btw-vrijstelling voor de uitleen van zorgpersoneel;
  7. het btw-nultarief op COVID-19-vaccins en testkits; en
  8. het behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek bij een betaalpauze.

Het tijdelijk verlaagde btw-tarief op online sportlessen loopt door voor groepslessen, totdat deze binnen weer zijn toegestaan.

Urencriterium

Vanwege de aangekondigde versoepelingen van de coronamaatregelen wordt de versoepeling van het urencriterium na 1 juli 2021 niet voortgezet. Vanaf die datum tellen enkel de daadwerkelijk aan de onderneming bestede uren.

Aflossing belastingschuld

De versoepelde regeling voor uitstel van betaling van belastingen voor ondernemers loopt op 1 juli 2021 af. Vanaf deze datum moeten ondernemers nieuwe fiscale betalingsverplichtingen op tijd voldoen. De onder de uitstelregeling opgebouwde belastingschuld moet met ingang van 1 oktober 2022 worden afgelost. Dat is een jaar later dan eerder aangekondigd. De aflossingstermijn voor deze belastingschulden wordt verlengd van 36 naar 60 maanden. Er komt geen generieke kwijtscheldingsregeling voor belastingschulden.

Invorderingsrente

Sinds 23 maart 2020 bedraagt de invorderingsrente 0,01%. Volgens het huidige beleid zou de invorderingsrente per 1 januari 2022 teruggaan naar 4%. Het kabinet kiest ervoor om per 1 januari 2022 de invorderingsrente ter verhogen naar 1%. Per 1 juli 2022 gaat de invorderingsrente naar 2%, per 1 januari 2023 naar 3%, om per 1 januari 2024 uit te komen op 4%.

Overige maatregelen

Diverse kredietgarantieregelingen worden verlengd. De BMKB-C is al verlengd tot en met 31 december 2021. De garantieregelingen KKC, GO-C en de regeling Overbruggingskredieten via Qredits worden ook verlengd tot en met 31 december 2021, in lijn met het verlengde EU-staatssteunkader.

Beëindiging Garantieregeling Herverzekering Leverancierskredieten

Per 1 juli 2021 zal de herverzekeringsovereenkomst tussen de Staat en zeven particuliere kredietverzekeraars tot een einde komen. Net als in Duitsland, Denemarken en Engeland concluderen de Nederlandse staat en de betrokken kredietverzekeraars op basis van de huidige marktinformatie dat de regeling niet langer noodzakelijk is.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 26-05-2021

Maximum uurprijzen kinderopvang 2022 gepubliceerd

De minister van SZW heeft een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag naar de Tweede Kamer gestuurd. De wijzigingen betreffen de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang en de verruiming van de koppeling gewerkte uren voor buitenschoolse opvang.

De maximum uurprijzen bedragen per 1 januari 2022 voor:

  • dagopvang € 8,50;
  • buitenschoolse opvang € 7,31; en
  • gastouderopvang € 6,52.

Vanaf een toetsingsinkomen van € 127.939 in 2022 (€ 129.457 in 2021) ontvangt een ouder voor de kosten van kinderopvang van het eerste kind aan kinderopvangtoeslag 33,3% van de kosten.

Het aantal uren kinderopvang, dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, is gekoppeld aan het aantal gewerkte uren van de minstwerkende ouder. 140% van de gewerkte uren komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag bij dag- en gastouderopvang. Met ingang van 2022 geldt dat percentage ook voor buitenschoolse opvang.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2021-0000082587 | 20-05-2021

Verlaging maximale rente consumptief krediet tot 1 juli 2022

De maximale rente voor consumptieve kredieten is gekoppeld aan de wettelijke rente in de vorm van een opslag op de wettelijke rente. Deze opslag bedraagt 12 procentpunten. De wettelijke rente bedraagt momenteel 2%. De maximale rente voor consumptieve kredieten komt daarmee uit op 14% per jaar. In verband met de coronacrisis is de opslag op de wettelijke rente tijdelijk verlaagd naar 8 procentpunten. De maximale kredietvergoeding bedraagt nu dus 10% per jaar. De tijdelijke verlaging geldt tot 1 september 2021. De minister van Financiën heeft een wijzigingsbesluit ter consultatie gepubliceerd waardoor wordt de verlaging wordt verlengd tot 1 juli 2022.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | 17-05-2021

Kamervragen uitvoering Tozo

De minister van SZW heeft Kamervragen naar aanleiding van een krantenartikel over de Tozo-regeling beantwoord. De Tozo is gebaseerd op de Participatiewet. Omdat gemeenten bekend zijn met die regeling konden zij de uitvoering van de Tozo snel ter hand nemen. In een paar situaties is onduidelijkheid ontstaan over de vereisten van de Tozo. Het gaat onder andere om kinderalimentatie en de aanspraak op studiefinanciering. Mogelijk is niet goed gecommuniceerd dat kinderalimentatie meegerekend wordt als onderdeel van het netto-inkomen.

Op grond van de Participatiewet dienen gemeenten bij jongeren tot 27 jaar die niet studeren te beoordelen of zij mogelijkheden hebben om te gaan studeren en aanspraak te maken op studiefinanciering. Als dit het geval is, bestaat er geen recht op bijstand. Dat betekent dat ook jonge ondernemers die aanspraak maken op de Tozo daarop beoordeeld moeten worden. In een brief aan de Tweede Kamer valt te lezen dat de uitsluitingsgrond ten aanzien van jongeren tot 27 jaar, die zouden kunnen studeren, buiten toepassing is verklaard voor de Tozo.

De TONK is een tegemoetkoming voor noodzakelijke (woon)kosten voor levensonderhoud. Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij de uitvoering van de TONK. Ook ondernemers, die niet in aanmerking komen voor de Tozo of deze terug moeten betalen, kunnen als zij voldoen aan de lokale voorwaarden een beroep doen op de TONK.

De maximale looptijd van Tozo-leningen voor bedrijfskapitaal bedraagt 42 maanden. De lening wordt verstrekt tegen een rente van 2%. Het kabinet beraadt zich op de schuldenpositie van bedrijven als gevolg van de coronacrisis. In dat beraad worden ook de voorwaarden van de Tozo-leningen betrokken. De minister heeft toegezegd dat hij de Kamer op korte termijn hierover zal informeren.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021-0000079464 | 17-05-2021

Afwijzing ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst

De kantonrechter kan op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.

In een procedure voerde een werkgever meerdere gronden aan voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werkneemster.

De eerste grond was frequent ziekteverzuim. Deze ontbindingsgrond doet zich voor wanneer de werknemer bij regelmaat niet de bedongen arbeid kan verrichten als gevolg van ziekte of gebreken, met voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen. Het gaat om veelvuldig kortdurend ziekteverzuim en niet om langdurig ziekteverzuim. De werkneemster was al langere tijd arbeidsongeschikt, maar van veelvuldig en kortdurend ziekteverzuim was geen sprake.

De tweede grond, die de werkgever aanvoerde, was disfunctioneren van de werkneemster. Voor deze ontbindingsgrond is vereist dat een werknemer ongeschikt is om de bedongen arbeid te verrichten. De werkgever moet, voordat het tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan komen, de werknemer de gelegenheid geven het functioneren te verbeteren. Volgens de kantonrechter stond vast dat het functioneren van de werkneemster op onderdelen voor verbetering vatbaar was, maar dat dit niet inhield dat zij ongeschikt was om de bedongen arbeid te verrichten. De werkneemster was 24 jaar als lerares werkzaam op dezelfde school. Door de werkgever is niet gesteld dat zij in die periode niet naar tevredenheid functioneerde. Daar kwam bij dat de werkgever de werkneemster onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om haar functioneren te verbeteren.

De derde voorgestelde ontslaggrond betrof een verstoorde arbeidsverhouding. Daarvoor is vereist dat de verstoring van de verhouding ernstig en duurzaam is. De werkgever dient aannemelijk te maken dat hij serieuze pogingen heeft ondernomen om de verhouding te verbeteren en dat die pogingen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Ter onderbouwing van de verstoorde arbeidsverhouding voerde de werkgever aan dat de werkneemster geweigerd zou hebben tijdelijk op een andere school te werken. Volgens de kantonrechter heeft de werkneemster haar juridische mogelijkheden gebruikt om zich te verzetten tegen het besluit van de werkgever om haar op de andere school te plaatsen. Voor de start van de werkzaamheden op de andere school is de werkneemster arbeidsongeschikt uitgevallen. De werkneemster verklaarde zich bereid om na haar herstel te starten op de andere school. Van een ernstige en duurzame verstoring is geen sprake.

Als vierde ontslaggrond voerde de werkgever aan andere omstandigheden van een zodanige aard dat van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Deze ontslaggrond is een restcategorie, die niet is bedoeld voor het repareren van andere onvoldragen ontslaggronden. De werkgever voerde hiertoe aan dat uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk is, omdat de werkgever deze alleen wil voortzetten op de andere school, maar dat de werkneemster daar niet aan mee wil werken. Ook deze ontslaggrond is volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwd.

Ten slotte voerde de werkgever de combinatiegrond aan als reden voor ontbinding. Deze combinatiegrond houdt in dat er een redelijke grond voor ontslag bestaat als een combinatie van omstandigheden, die relevant zijn voor andere in de wet genoemde ontslaggronden, maakt dat van de werkgever niet in redelijkheid kan worden verlangd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter heeft de door de werkgever aangevoerde andere ontslaggronden afgewezen omdat onvoldoende is onderbouwd dat verbetering van het functioneren van de werkneemster en van de arbeidsverhouding niet mogelijk is. Ook wanneer deze ontslaggronden worden gecombineerd, mag van de werkgever verwacht worden dat hij zich inspant om de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot een succes te maken, mede gezien het langdurige en succesvolle dienstverband van de werkneemster. Het ligt op de weg van de werkgever om de werkneemster te werk te stellen op een andere school of om serieus te onderzoeken welke alternatieve mogelijkheden er zijn voor het voortzetten van de dienstbetrekking. Ook de combinatiegrond leidde niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBROT20214194, 9050527 \ VZ VERZ 21-2423 | 28-04-2021

Stand van zaken uitwerking pensioenakkoord

De minister van SZW heeft in een brief aan de Tweede Kamer de stand van zaken betreffende de uitwerking van het pensioenakkoord geschetst. De afspraken over de werkgeverspensioenregelingen zijn uitgewerkt in het conceptwetsvoorstel toekomst pensioenen. Het conceptwetsvoorstel omvat een fundamentele wijziging van het pensioenstelsel. Voor het kerstreces van 2020 is het conceptwetsvoorstel opengesteld voor internetconsultatie. De consultatie heeft ruim 800 reacties opgeleverd. Gezien de complexe materie en de benodigde afstemming met betrokken partijen als sociale partners, pensioenuitvoerders en toezichthouders verwacht de minister dat het wetsvoorstel niet eerder dan begin volgend jaar naar de Tweede Kamer kan worden gestuurd. Inwerkingtreding van het nieuwe pensioenstelsel uiterlijk per 1 januari 2023 acht de minister haalbaar. Dat is een jaar later dan aanvankelijk was voorzien.

Vanwege de onderlinge inhoudelijke samenhang zal alle wetgeving van de stelselherziening integraal voor parlementaire behandeling worden ingediend. De beoogde inwerkingtreding van uiterlijk 1 januari 2023 geldt voor alle onderdelen van de wet.

De einddatum van de periode waarbinnen de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel moet plaatsvinden is verschoven van 1 januari 2026 naar 1 januari 2027. De minister wijst erop dat partijen ervoor kunnen kiezen om binnen de transitieperiode op een eerder moment de overstap naar het nieuwe stelsel te maken. Voor het jaar 2022 blijft gelden dat onnodige kortingen van pensioenen worden voorkomen. De minister is van plan om in 2022 het aantal meetmomenten voor het minimaal vereiste vermogen en de hersteltermijnen te verruimen. Ook in 2022 wordt een minimale dekkingsgraad van 90% gehanteerd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021-0000065612 | 09-05-2021