All posts by jansen_kleton_claudia

Wijzigingen loonbelasting 2021

In de loonbelasting zijn per 1 januari 2021 enkele zaken gewijzigd.

Privégebruik auto

Werknemers met een auto van de zaak, die zij ook privé mogen gebruiken, worden geconfronteerd met een bijtelling bij hun salaris. De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde van de auto inclusief omzetbelasting. Bepalend voor de hoogte van het percentage van de bijtelling zijn de CO2-uitstoot en de datum van eerste toelating op de weg van de auto. Voor in 2021 nieuw toegelaten auto's zonder CO2-uitstoot geldt een verlaagde bijtelling van 12% over de eerste € 40.000. Voor zover de catalogusprijs hoger is dan € 40.000 geldt de reguliere bijtelling van 22%. In alle andere gevallen bedraagt de bijtelling 22%. Voor waterstofauto’s en zonnecelauto’s met een nihiluitstoot geldt de verlaagde bijtelling voor de gehele catalogusprijs.

Tot en met 2016 golden nog verschillende verlaagde percentages. Deze verlaagde percentages en uitstootgrenzen gelden gedurende maximaal 60 maanden. Auto's van voor 2017, waarvoor een verlaagd bijtellingspercentage gold, vallen na de periode van 60 maanden onder de destijds geldende standaardbijtelling van 25% en niet onder het huidige algemene percentage van 22.

30%-regeling

Voor uit het buitenland afkomstige werknemers met een bijzondere deskundigheid geldt onder bepaalde voorwaarden een belastingvrije vergoeding van 30% van de totale bruto beloning. Om aan te tonen dat een werknemer beschikt over een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, geldt een salarisnorm. Voor 2021 is het normbedrag vastgesteld op € 38.961. Voor werknemers die jonger zijn dan 30 jaar en beschikken over een afgeronde masteropleiding geldt een verlaagde salarisnorm van € 29.616.

De 30%-regeling kent een maximale looptijd van vijf jaar. De verkorting van de looptijd geldt met ingang van 2021 ook voor bestaande gevallen. Van 2012 tot en met 2018 was de maximale looptijd acht jaar. Tot en met 2011 was de looptijd maximaal tien jaar.

Werkkostenregeling

De werkkostenregeling kent als uitgangspunt dat alle vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers loon vormen. Dat geldt ook als de kosten voor 100% zakelijk zijn. De werkgever heeft de mogelijkheid om vergoedingen en verstrekkingen aan te wijzen die binnen een bepaald budget belastingvrij vergoed kunnen worden. Dat budget, de vrije ruimte, bedraagt 1,7% over de eerste € 400.000 en 1,18% over het meerdere van de fiscale loonsom van de onderneming. Overschrijden de kosten het beschikbare budget, dan is het meerdere belast loon. Dat meerdere wordt betrokken in de eindheffing tegen een tarief van 80%. Eindheffing wil zeggen dat de loonheffing voor rekening van de werkgever komt en niet wordt doorbelast aan de werknemer. De eindheffing leidt tot een kostenverhoging voor de werkgever. Deze kostenverhoging komt in mindering op de winst van de werkgever.

Gebruikelijk loon aanmerkelijkbelanghouders

Het loon van een werknemer, die een aanmerkelijk belang heeft in de rechtspersoon waarvoor hij werkt, moet in 2021 ten minste € 47.000 per jaar bedragen of gelijk zijn aan het loon dat werknemers zonder een aanmerkelijk belang zouden verdienen in een vergelijkbare functie. Vaak betreft het een directeur-grootaandeelhouder (dga). Wanneer het gebruikelijk loon voor een vergelijkbare functie hoger is, kan de Belastingdienst het loon corrigeren tot het niet meer dan 25% afwijkt van wat gebruikelijk is. Wat een gebruikelijk loon is, kan worden bepaald aan de hand van het loon van concrete andere werknemers in de meest vergelijkbare dienstbetrekkingen. Bij de bepaling van het gebruikelijk loon speelt ook het loon van de overige werknemers een rol.

Baangerelateerde Investeringskorting

Per 1 januari 2021 geldt tijdelijk een extra afdrachtvermindering. Dit is de afdrachtvermindering Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Een BIK-inhoudingsplichtige komt voor investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen, die zijn of worden gedaan vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2022, voor deze afdrachtvermindering in aanmerking. Het bedrijfsmiddel moet in 2021 of 2022 volledig worden betaald en het bedrijfsmiddel moet binnen zes maanden nadat het volledig is betaald in gebruik worden genomen. De afdrachtvermindering bedraagt 3,9% van het investeringsbedrag voor investeringen tot en met een bedrag van € 5 miljoen en 1,8% van het investeringsbedrag boven € 5 miljoen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 03-01-2021

Aanpassing diverse uitvoeringsregelingen

De staatssecretarissen van Financiën hebben via de eindejaarsregeling diverse uitvoeringsregelingen op het terrein van de directe en de indirecte belastingen, het formele belastingrecht en het invorderingsrecht gewijzigd. De wijzigingen vloeien onder meer voort uit het Belastingplan 2021, de Wet differentiatie overdrachtsbelasting en de Wet bronbelasting 2021. Daarnaast is een aantal zelfstandige wijzigingen in de uitvoeringsregelingen aangebracht en zijn redactionele verbeteringen doorgevoerd. Enkele belangrijke wijzigingen worden hierna toegelicht.

30%-regeling

Uit het buitenland aangeworven werknemers met een bijzondere deskundigheid kunnen onder voorwaarden gebruik maken van de 30%-regeling. Een van de voorwaarden is dat de werknemer moet voldoen aan het looncriterium van de 30%-regeling. Een eventuele loonsverlaging als gevolg van het opnemen van ouderschaps- of zwangerschapsverlof blijft buiten beschouwing. Dat geldt sinds 1 juli 2020 ook voor het opnemen van aanvullend geboorteverlof, adoptieverlof en pleegzorgverlof.

Niet-coöperatieve rechtsgebieden

Anguilla, Barbados, Palau, Panama en de Seychellen zijn toegevoegd aan de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Oman is van deze lijst afgehaald. Deze mutaties zijn verwerkt in de Nederlandse lijst.

Woonlandfactor

In de bijlage bij de Uitvoeringsbeschikking Vpb 1971 en de Uitvoeringsbeschikking Dividendbelasting 1965 is de woonlandfactor voor het Verenigd Koninkrijk vervallen.

Giftenaftrek en ANBI’s

Twee verbeteropties voor de giftenaftrek en de regeling voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) zijn ingevoerd. De waarde in het economische verkeer van giften in natura wordt vermeld in de onderhandse akte van schenking. Een van de voorwaarden waaraan een instelling moet voldoen om als ANBI te worden aangemerkt is de liquidatiebepaling. Deze bepaling houdt in dat het overblijvende vermogen van een ANBI na opheffing moet worden besteed aan een ANBI met een soortgelijke doelstelling. De eis van een soortgelijk doel is voor reguliere ANBI’s vervallen. Alleen voor culturele ANBI’s blijft deze eis bestaan.

Nultarief reizigersbagage

Leveranciers kunnen het nultarief voor de omzetbelasting toepassen bij leveringen van goederen aan personen die buiten de Europese Unie wonen. De koper moet de EU binnen drie maanden na de aankoop hebben verlaten, met deze goederen in zijn persoonlijke bagage. De huidige regeling is arbeidsintensief omdat de koper bij het verlaten van de EU het gekochte goed en de factuur aan de douane moet kunnen tonen. De douane moet de factuur aftekenen voor uitvoer, waarna de koper de factuur aan de verkoper moet terugsturen om het in de aankoopprijs begrepen btw-bedrag terug te kunnen krijgen. De verkoper kan vervolgens het btw-nultarief toepassen op deze levering. Dit proces is vereenvoudigd door de mogelijkheid van geautomatiseerde afhandeling door de Nederlandse douane. Als aan de voorwaarden voor geautomatiseerde afhandeling is voldaan kan fysieke aftekening van de factuur achterwege blijven.

IACK en co-ouderschap

Een van de voorwaarden voor toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is de inschrijvingseis. In het geval van co-ouderschap kunnen beide ouders recht hebben op de IACK.  Omdat een kind niet op beide adressen van de ouders kan staan ingeschreven, wordt geacht te zijn voldaan aan de inschrijvingseis zolang sprake is van co-ouderschap. De Hoge Raad heeft bepaald dat beide ouders recht hebben op de IACK als zij de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen in een ander repeterend ritme dan bij een verblijf van doorgaans ten minste drie gehele dagen per week in beide huishoudens. De uitvoeringsregeling is hieraan aangepast. Om tot beide huishoudens te kunnen behoren zijn drie aspecten van belang:

  1. het verblijf (de zorg voor het kind) is gelijkelijk verdeeld tussen beide co-ouders;
  2. dit gebeurt volgens een repeterend ritme; en
  3. het verblijf bij een ouder is niet bijkomstig.

De gelijke verdeling wordt per kalenderjaar beoordeeld. Het kind moet gedurende 156 dagen per kalenderjaar bij elk van de co-ouders verblijven.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Nr. 2020-0000246185, Stcrt.2020, 64029 | 30-12-2020

Actualisatie beleidsbesluit betaalpauze voor rente en aflossing eigenwoningschuld

Sinds 1 januari 2013 geldt voor nieuwe eigenwoningschulden de eis dat de schuld gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden volledig wordt afgelost. Volgens de wettelijke regeling moet een op 31 december 2020 opgelopen aflossingsachterstand uiterlijk op 31 december 2021 zijn ingelopen. Is dat niet het geval, dan blijft de schuld alleen een eigenwoningschuld als per 1 januari 2022 contractueel een nieuw ten minste annuïtair aflosschema wordt overeengekomen voor de resterende looptijd.

De coronacrisis vormt de aanleiding voor een alternatieve regeling om een opgelopen aflossingsachterstand in te lopen. De staatssecretaris van Financiën heeft daartoe een goedkeurend besluit gepubliceerd. Het besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór de publicatie overeengekomen betaalpauzes die verband houden met de coronacrisis. Een betaalpauze kan fiscale gevolgen hebben voor het moment waarop de tijdens de betaalpauze verschuldigde, maar niet betaalde, rente in aftrek komt. Een eventuele schuld voor het inhalen van een renteachterstand valt altijd in box 3.

De alternatieve regeling geldt voor betaalpauzes die aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • de geldlener heeft tussen 12 maart 2020 en 31 maart 2021 bij zijn geldverstrekker gemeld dat hij betalingsproblemen heeft door de coronacrisis;
  • de betaalpauze gaat uiterlijk op 1 april 2021 in en is schriftelijk door de geldverstrekker bevestigd; en
  • de looptijd van de betaalpauze is maximaal twaalf maanden.

In het geval van een lening van een andere geldverstrekker dan een bank of financiële instelling gelden twee aanvullende voorwaarden:

  • de geldlener heeft door de coronacrisis een terugval in arbeidsinkomen van ten minste 20% over een periode van drie aaneengesloten kalendermaanden, welke periode is aangevangen tussen 1 maart 2020 en 1 april 2021;
  • de geldlener moet aannemelijk maken dat hij aan alle voorwaarden voldoet.

De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat al eerder dan per 1 januari 2022 (of per 1 januari 2023 als de betaalpauze betrekking heeft op een termijn in 2021) een nieuw aflosschema wordt overeengekomen. Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:

  • In plaats van het wettelijke toetsmoment geldt de dag waarop de betaalpauze afloopt als toetsmoment voor de aflossingsachterstand.
  • Het nieuwe aflosschema is gebaseerd op de omvang van de schuld volgens het oude aflosschema, verhoogd met de aflossingsachterstand.
  • Het nieuwe aflosschema heeft maximaal dezelfde resterende looptijd als de oorspronkelijke schuld.
  • Het nieuwe aflosschema moet zo snel mogelijk na afloop van de betaalpauze ingaan, maar uiterlijk op 1 januari 2022 resp. 1 januari 2023.

Het kan gewenst zijn de resterende lening te splitsen in de resterende hoofdsom en de door de betaalpauze ontstane aflossingsachterstand. De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat alleen voor de aflossingsachterstand een nieuw aflosschema wordt opgesteld. De ontstane aflossingsachterstand wordt afgelost in maximaal de resterende looptijd van de oorspronkelijke schuld. Voor het overige gelden de voorwaarden die ook aan de eerste goedkeuring zijn gesteld.

De rente op de eigenwoningschuld is aftrekbaar op het moment waarop deze is betaald, verrekend, ter beschikking is gesteld of rentedragend is geworden. De geldlener kan de tijdens de betaalpauze verschuldigde rente over het jaar 2020 alleen in 2020 in aftrek brengen, als:

  • hij deze rente alsnog (na de betaalpauze) in 2020 heeft betaald, óf
  • deze rente in 2020 is verrekend, ter beschikking is gesteld of rentedragend is geworden.
Bron: Ministerie van Financiën | besluit | 2020-27806, Staatscourant 2020, Nr. 66447 | 21-12-2020

Maximale transitievergoeding in 2021 € 84.000

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een verzamelregeling met per 1 januari 2021 geldende bedragen, percentages en aantallen in de SZW-regelgeving gepubliceerd.

Belangrijkste onderdelen van deze regeling zijn de hoogte van de maximale transitievergoeding en de uurloongrenzen van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). De maximale transitievergoeding gaat omhoog van € 83.000 in 2020 naar € 84.000 in 2021.

Het lage-inkomensvoordeel (LIV) van de Wtl is bedoeld voor werkgevers die werknemers in dienst hebben of nemen die 100% tot en met 125% van het wettelijk minimumloon verdienen. Per 1 januari 2021 bedraagt het wettelijk minimummaandloon € 1684,80. Het wettelijk minimumloon per 1 januari 2020 was € 1653,60. De indexeringsfactor is dan 1,01887. Dit leidt tot de volgende uurloongrenzen:

 Koppeling aan het wettelijk minimumloon  Uurloongrens
 100%  € 10,48
 125%  € 13,12
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2020-0000168830 Staatscourant 2020, Nr. 66672 | 20-12-2020

Behandeling wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen na de jaarwisseling

Ondanks een dringende oproep van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Eerste Kamer besloten het wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen niet voor de jaarwisseling te behandelen. De afkorting RVU staat voor regeling vervroegde uittreding. De behandeling van het wetsvoorstel is geagendeerd voor 12 januari 2021. Dat betekent dat er op 1 januari 2021 nog geen RVU-drempelvrijstelling is. Wel kent het wetsvoorstel terugwerkende kracht tot 1 januari 2021.

De RVU-drempelvrijstelling wordt bepaald door het maandbedrag (in 2021 € 1.847) te vermenigvuldigen met het aantal maanden dat ligt tussen de eerste uitkering en de AOW-gerechtigde leeftijd, afgerond op hele maanden naar boven. Het aantal maanden kent een maximum van 36. Om de RVU-drempelvrijstelling met terugwerkende kracht te kunnen toepassen moet er daadwerkelijk een RVU-uitkering zijn gedaan in de periode waarover de terugwerkende kracht gaat. Wordt een RVU-uitkering gedaan voordat het wetsvoorstel is aangenomen, dan kan op basis van de Wet op de loonbelasting een eindheffing verschuldigd zijn. Deze kan door middel van een correctiebericht worden gecorrigeerd nadat het wetsvoorstel is ingegaan.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | V&A 20-010 | 15-12-2020

Verlenging kredietgaranties corona tot 1 juli 2021

De subsidiemodule Garantie ondernemingsfinanciering uitbraak coronavirus (GO-C) en de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona (KKC) zijn aangepast. Beide subsidiemodules houden verband met steun aan bedrijven die getroffen zijn door de uitbraak van het coronavirus. Met de GO-C staat de overheid voor een deel garant voor leningen verstrekt aan bedrijven. Beide subsidiemodules waren aanvankelijk opengesteld tot en met 15 december 2020 en kenden een vervaldatum van 1 januari 2021. De openstelling van beide subsidiemodules is verlengd tot en met 30 juni 2021. De vervaldatum van de subsidiemodules wordt gewijzigd van 1 januari 2021 in 1 juli 2021. Deze datum sluit aan bij de recent verlengde Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de COVID-19-uitbraak. Steun, die met toepassing van die kaderregeling is goedgekeurd, moet op uiterlijk 30 juni 2021 zijn verleend.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | WJZ/ 20277916, Staatscourant 2020, Nr. 66858 | 16-12-2020

Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV

De tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV is in het staatsblad geplaatst. Deze wet maakt het de rechter mogelijk om de behandeling van faillissementsverzoeken aan te houden en andere verhaalsacties te schorsen. De rechter heeft verder de mogelijkheid om een schuldenaar een tijdelijk betalingsuitstel te verlenen. Deze tijdelijke mogelijkheden hangen samen met de uitbraak van COVID-19.

Bron: Overig | wetswijziging | Staatscourant 2020, nr. 522 | 15-12-2020

Uitstel aflossing Tozo-lening

Een van de onderdelen van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is de verstrekking van een lening voor bedrijfskapitaal. Volgens de huidige regeling moeten ondernemers per 1 januari 2021 beginnen met aflossen van deze lening. Vanwege de voortdurende coronacrisis zijn veel ondernemers niet in staat om aan hun aflossings- en renteverplichtingen te voldoen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft besloten om de aflossingsverplichting op te schorten tot 1 juli 2021. Dit geldt zowel voor leningen die vóór 1 januari 2021 zijn aangegaan als voor leningen die na 1 januari 2021 worden aangegaan.

De looptijd van de lening wordt voor alle leningen met zes maanden verlengd van 3 jaar tot 3,5 jaar. Over de periode van januari tot en met juni 2021 wordt geen rente berekend. De staatssecretaris merkt op dat het ondernemers, die in staat zijn om hun tot 1 januari 2021 opgebouwde rente- en aflossingsverplichtingen te betalen, vrij staat om dit te doen. Ook voor hen geldt dat in de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021 de renteopbouw tijdelijk wordt stopgezet.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2020-0000174430 | 16-12-2020

Extra steunmaatregelen i.v.m. lockdown en verplichte winkelsluiting

In verband met de verzwaring van de lockdown en de verplichte winkelsluiting heeft het kabinet extra steunmaatregelen bekendgemaakt.

Opslag Voorraad Gesloten Detailhandel

Voor de detailhandel in de non-foodsector komt als vergoeding voor seizoensgevoelige voorraad een eenmalige opslag op de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van 2020. Deze eenmalige Opslag Voorraad Gesloten Detailhandel (OVGD) is afhankelijk van de hoogte van het omzetverlies van de winkelier. Bij een omzetverlies van 30% bedraagt de OVGD 2,8% van het omzetverlies. Het maximum voor deze subsidie bedraagt € 20.160. Ondernemers die in het vierde kwartaal niet in aanmerking komen voor de TVL komen niet in aanmerking voor de OVGD. Na goedkeuring van de Europese Commissie wordt de OVGD vanaf de tweede helft van januari 2021 uitbetaald. De OVGD is vrijgesteld van vennootschaps- en inkomstenbelasting.

Online sportles

Tijdelijk geldt het verlaagde btw-tarief van 9% op de online sportlessen die sportscholen aanbieden gedurende de verplichte sluiting. Deze maatregel gold ook tijdens de eerdere verplichte sluiting van sportscholen. Het verlaagde tarief is van toepassing totdat de verplichte sluiting wordt opgeheven.

Apparaten voor thuisonderwijs

Het kabinet stelt € 15 miljoen beschikbaar voor laptops en dergelijke voor leerlingen die thuis geen apparatuur ter beschikking hebben om afstandsonderwijs te kunnen volgen.

Kinderopvang

Ouders krijgen een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang tijdens de periode van sluiting. Deze tegemoetkoming is vergelijkbaar met de regeling die in het voorjaar gold.

Culturele en creatieve sector

In aanvulling op de eerdere steunpakketten voor cultuur heeft het kabinet € 15 miljoen gereserveerd voor de culturele en creatieve sector.

Reiskosten

De regeling om bestaande vaste reiskostenvergoedingen ongeacht de werkelijke reiskosten onbelast te kunnen betalen is verlengd tot 1 februari 2021. Voorwaarde is dat de vaste vergoeding voor 13 maart 2020 door de werkgever is toegekend. In januari wordt duidelijk hoe de regeling na 1 februari zal zijn.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 17-12-2020

Geen hoge WW-premie bij meer dan 30% overwerk in 2021

Sinds 1 januari 2020 geldt een lage WW-premie voor vaste contracten en een hoge WW-premie voor flexibele contracten. De hoge premie geldt met terugwerkende kracht ook bij vaste contracten als een werknemer in een kalenderjaar meer dan 30% heeft overgewerkt. Vanwege de coronacrisis is deze laatste regeling voor het kalenderjaar 2020 opgeschort. Omdat naar verwachting ook in 2021 in bepaalde sectoren veel overwerk nodig zal zijn als gevolg van het coronavirus, heeft het kabinet toegezegd deze regeling ook voor het kalenderjaar 2021 te zullen opschorten. Het daartoe strekkende besluit heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu ter consultatie gepubliceerd. Volgens dit besluit geldt de opschorting van de maatregel evenals in 2020 in 2021 voor alle sectoren.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 17-12-2020