All posts by jansen_kleton_claudia

Memorie van antwoord wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting

Bij de Eerste Kamer zijn de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2021 in behandeling. De staatssecretaris van Financiën reageert in de memories van antwoord op vragen van de leden van de Eerste Kamer.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel ter invoering van een gedifferentieerd tarief in de overdrachtsbelasting is gevraagd of het mogelijk is de startersvrijstelling niet bij de eerste verkrijging van een eigen woning maar pas bij een volgende verkrijging van een duurdere woning te gebruiken. Volgens de staatssecretaris is dit niet de bedoeling, maar hij geeft toe dat er geen verplichting is om de vrijstelling toe te passen op de eerste verkrijging. Het is daarom niet uit te sluiten dat jonge verkrijgers bij een volgende verkrijging een beroep zullen doen op de startersvrijstelling. De verwachting is dat door de opname van de woningwaardegrens van € 400.000 de kans bestaat dat bij de volgende verkrijging de startersvrijstelling niet kan worden toegepast. Ook de evaluatie in 2024 kan leiden tot heroverweging van de maatregelen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 26-11-2020

De BIK in relatie tot investeringen in het buitenland

De BIK is een crisismaatregel en heeft als doel de Nederlandse investeringen te stimuleren. De BIK bevat een onderdeel dat specifiek betrekking heeft op de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Volgens dit onderdeel is het mogelijk dat één inhoudingsplichtige die deel uitmaakt van die fiscale eenheid wordt aangewezen als BIK-inhoudingsplichtige. Hierdoor kunnen investeringen van onderdelen van de fiscale eenheid die niet inhoudingsplichtig zijn toch in aanmerking komen voor de BIK. De fiscale eenheid is beperkt tot in Nederland gevestigde vennootschappen. Het risico bestaat dat dit onderdeel van de BIK door de rechter strijdig wordt geacht met de vrijheid van vestiging, met als mogelijk gevolg dat een deel van het budget voor de BIK niet aan Nederlandse investeringen ten goede komt. Om dat te voorkomen heeft de staatssecretaris de regeling aangemeld bij de Europese Commissie om de regeling aan te merken als geoorloofde steun.

De staatssecretaris zal op zeer korte termijn een zogenoemde novelle op het wetsvoorstel Belastingplan 2021 aan de Tweede Kamer aanbieden. Door de novelle treedt het onderdeel van de BIK dat betrekking heeft op de fiscale eenheid alleen in werking als de Europese Commissie goedkeuring heeft verleend. Mocht de Europese Commissie geen goedkeuring verlenen dan zullen de percentages van de BIK met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 worden verhoogd.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000232975 | 26-11-2020

Bedragen diverse uitkeringen 2021 bekendgemaakt

Per 1 januari 2021 worden allerlei bedragen in de regelgeving betreffende de sociale verzekeringen herzien. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de nieuwe bedragen gebundeld gepubliceerd. Een tweede deel van de mededeling met gewijzigde bedragen is aangekondigd maar nog niet gepubliceerd. Er volgt ook nog een kleine regeling met daarin de vaststelling van bedragen en percentages die niet door middel van een mededeling kunnen worden geïndexeerd.

De nabestaandenuitkering van de Anw bedraagt € 1.244,91 bruto per maand. Voor een nabestaande in een verzorgingsrelatie en voor nabestaanden in meerpersoonshuishoudens bedraagt de uitkering € 781,32 bruto per maand.

De bruto wezenuitkering bedraagt voor een kind jonger dan 10 jaar € 398,37. Voor een kind dat ouder is dan 10 jaar maar jonger dan 16 jaar bedraagt de uitkering € 597,56. Voor een kind ouder dan 16 jaar bedraagt de wezenuitkering € 796,74.

Voor alleenstaanden gaat de AOW-uitkering naar € 1.266,46 per maand. Voor gehuwden en samenwonenden gaat de AOW-uitkering naar € 857,63 per maand.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | Staatscourant 2020 nr. 61666 2020-0000127590 | 26-11-2020

Memorie van antwoord beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling

Bij de Eerste Kamer zijn de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2021 in behandeling. De staatssecretaris van Financiën reageert in de memories van antwoord op vragen de leden van de Eerste Kamer. In antwoord op de vraag hoe het wetsvoorstel beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling in de vennootschapsbelasting bijdraagt aan het streven naar vereenvoudiging van fiscale wetgeving antwoordt de staatssecretaris dat slechts een beperkt aantal belastingplichtigen te maken zal krijgen met de voorgestelde regeling. Wel erkent de staatssecretaris dat de regelingen van liquidatie- en stakingsverliesverrekening complexer worden.

De deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting voorkomt dat winsten dubbel worden belast en dat verliezen twee keer in aftrek worden gebracht. De liquidatie- en stakingsverliesregeling zijn een uitzondering op de deelnemingsvrijstelling. Deze regeling voorkomt dat een verlies bij liquidatie- of staking in het buitenland nergens tot uitdrukking kan worden gebracht.

Een in de fiscale literatuur gedaan voorstel om de systematiek voor het bepalen van het opgeofferd bedrag in de vennootschapsbelasting te wijzigen, neemt de staatssecretaris niet over. Wel doet de staatssecretaris de toezegging om voor de bepaling van het opgeofferde bedrag van in het kader van een splitsing uitgereikte aandelen onder voorwaarden uit te gaan van een evenredig gedeelte van het voor de aandelen in de splitsende rechtspersoon opgeofferde bedrag. Die toezegging geldt alleen als de splitsing niet in overwegende mate gericht is op het verruimen van de mogelijkheid om een liquidatie- of stakingsverlies in aanmerking te nemen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 26-11-2020

Memorie van antwoord Belastingplan 2021

Bij de behandeling van het Belastingplan 2021 in de Eerste Kamer is de staatssecretaris van Financiën gevraagd om te reageren op het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB). Dat commentaar is onder meer gericht op de wijzigingen in de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting. Een van de onderdelen van het Belastingplan 2021 is de invoering van een onbeperkte voorwaartse verrekening van verliezen. Het kabinet neemt het voorstel van de NOB om alle per 1 januari 2020 bestaande verliezen onder de nieuwe regeling te laten vallen vanaf 1 januari 2022 niet over. De voorgestelde regeling geldt voor verrekenbare verliezen die ontstaan vanaf 1 januari 2022 of die ultimo 2021 nog voorwaarts verrekenbaar zijn. Dat betekent dat de maatregel van toepassing is op verliezen die stammen uit boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2013. Oudere verliezen kunnen uiterlijk negen jaar na afsluiting van het boekjaar worden verrekend.

De verliesverrekening wordt beperkt tot 50% van de belastbare winst, voor zover de winst hoger is dan € 1 miljoen. De NOB heeft gevraagd om deze beperking niet te laten gelden voor de achterwaartse verliesverrekening. Het kabinet neemt ook deze suggestie niet over. Een verlies dat door de voorgestelde beperking in een jaar niet volledig achterwaarts verrekenbaar is, kan in de toekomst worden verrekend.

Een van de vragen over de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) is waarom het kabinet niet gekozen heeft voor een separaat voorstel. De staatssecretaris merkt hierover op dat de BIK een crisismaatregel is, die zo snel mogelijk in werking moet treden. Het wetsvoorstel Belastingplan 2021 bevat alle in de wet op te nemen fiscale steun- en herstelmaatregelen die betrekking hebben op de coronacrisis. In die zin is er volgens de staatssecretaris voldaan aan de vereiste samenhang tussen de verschillende maatregelen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35572 | 26-11-2020

Wet verandering koppeling AOW-leeftijd aangenomen

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Wet verandering koppeling AOW-leeftijd aangenomen. Deze wet wijzigt de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de verandering van de koppeling van de AOW-leeftijd. De bestaande 1-op-1-koppeling van de AOW- en pensioenrichtleeftijd aan de levensverwachting wordt vervangen door een 2/3-koppeling. Dit betekent dat een toename van de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd resulteert in een verhoging van de AOW-leeftijd en van de pensioenrichtleeftijd met acht maanden.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 30-11-2020

Looncriteria 2021 kennismigranten

Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning in Nederland moeten kennis- en arbeidsmigranten voldoen aan een leeftijdsafhankelijk looncriterium. De looncriteria worden jaarlijks herzien aan de hand van het indexcijfer van de cao-lonen. Per 1 januari 2021 gelden de volgende looncriteria:

  • voor kennismigranten van 30 jaar en ouder moet het maandloon tenminste € 4.752 bedragen;
  • voor kennismigranten jonger dan 30 jaar geldt een minimumbedrag van € 3.484;
  • voor recent in Nederland afgestudeerden geldt een verlaagd looncriterium van € 2.497.

Het looncriterium betreft het bruto maandloon exclusief vakantiegeld en onregelmatig loon, zoals overwerkvergoedingen. Het verlaagde salariscriterium geldt als de migrant voldoet aan de voorwaarden voor het zoekjaar hoogopgeleiden en de verblijfsvergunning voor arbeid als kennismigrant wordt aangevraagd binnen drie jaar na de afstudeer- of promotiedatum of de datum waarop de verblijfsvergunning voor wetenschappelijk onderzoek is verlopen.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 01-12-2020

Aanvullende coronamaatregelen

Het kabinet trekt 3,7 miljard euro extra uit voor de uitbreiding van de economische steunpakketten.

NOW

De derde tranche van de NOW loopt van 1 oktober tot en met 30 juni 2021. Per kalenderkwartaal zou de maximale steun dalen. Het kabinet heeft nu bekend gemaakt dat de NOW in het eerste kwartaal van 2021 gelijk zal zijn aan de regeling die in het vierde kwartaal van 2020 geldt.

TVL

Bedrijven met een groot omzetverlies kunnen tot 70% van de vaste lasten vergoed krijgen middels de Tegemoetkoming Vaste lasten (TVL). In de bestaande regeling werd maximaal 50% vergoed. De verhoging van de TVL geldt met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2020. De uitbreiding van de doelgroep van de TVL met bijvoorbeeld toeleveranciers van getroffen sectoren geldt ook in het eerste kwartaal van 2021. De aanvullende steun moet met name bedrijven in de horeca, de reisbranche en de evenementensector helpen te overleven. 

Voucherfonds

De reisbranche krijgt hulp bij het terugbetalen van klanten die afgelopen jaar hun vakantie niet door zagen gaan. Bedrijven gaven daar vaak een voucher voor, maar na een jaar moet alsnog geld worden teruggegeven. Reisbureau’s kunnen daar binnenkort geld voor lenen van de overheid dankzij een speciale kredietfaciliteit.

Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)

Mensen, die ondanks de bestaande regelingen "tussen wal en schip dreigen te vallen", kunnen straks bij de gemeente terecht voor hulp om bijvoorbeeld hun huur of hypotheek te blijven betalen. Het gaat dan om bijvoorbeeld zelfstandigen die veel minder opdrachten krijgen, of werknemers die vanwege quarantaine inkomsten mislopen. 

Belastingmaatregelen

Het kabinet verlengt ook de periode waarin ondernemers automatisch drie maanden uitstel van betaling van belasting krijgen tot 1 april 2021. Tot die datum wordt op verzoek ook verlenging van bestaand uitstel verleend.
Daarnaast treft het kabinet twee nieuwe maatregelen. Tot 1 april 2021 geldt een 0%-tarief in de omzetbelasting voor COVID-19-vaccins en -testkits. Ten tweede is de opslag op de TVL voor voorraad- en aanpassingskosten horeca vrijgesteld van inkomsten- en vennootschapsbelasting.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | 09-12-2020

Wijziging regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

De Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) biedt mkb-ondernemingen in sectoren, die zijn geraakt door overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus, een subsidie voor de vaste lasten. De subsidie is vrijgesteld van belastingheffing. De eerste openstelling van deze regeling betrof de maanden juni tot en met september 2020. De regeling is verlengd tot en met 30 juni 2021.

De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft de regeling voor de tweede openstelling gepubliceerd. Het betreft de periode oktober, november en december 2020. Deze regeling bevat de eerder in kamerbrieven aangekondigde wijzigingen.

Voor de TVL komen ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf die op 15 maart 2020 in het handelsregister waren geregistreerd in aanmerking. De activiteiten van deze ondernemingen moeten passen binnen een van de in een bijlage bij de regeling genoemde sectoren. De onderneming moet in de subsidieperiode een omzetverlies van meer dan 30% ervaren ten opzichte van de referentieperiode. De vaste lasten van de onderneming moeten een drempelwaarde overschrijden. De onderneming moet een vestiging hebben tenzij het een ambulante onderneming is.

De vaste lasten worden bepaald door de omzet van de onderneming te vermenigvuldigen met het gemiddelde aandeel vaste kosten van de omzet van de branche waartoe de onderneming behoort. Dit gemiddelde aandeel per branche is opgenomen in de bijlage bij de regeling.

De hoogte van de subsidie wordt als volgt bepaald: 50% van de referentieomzet in € vermenigvuldigd met het omzetverlies in % en het aandeel vaste kosten van de omzet. Het maximumbedrag aan subsidie is verhoogd van € 50.000 voor vier maanden naar € 90.000 voor drie maanden.

Er wordt geen subsidie verstrekt aan een onderneming die op 31 december 2019 in moeilijkheden verkeerde. Ook wordt geen subsidie verstrekt aan een onderneming die meer dan € 800.000 aan steun heeft ontvangen met toepassing van de Tijdelijke kaderregeling. Voor visserij- en landbouwondernemingen gelden lagere bedragen van € 120.000 en € 100.000.

Het aanvragen van subsidie voor het tweede tijdvak is mogelijk van 25 november 2020 tot en met 29 januari 2021. Verzoeken om vaststelling van de subsidie moeten plaatsvinden voor 1 juli 2021. De referentieperiode voor deze openstelling is het vierde kwartaal van 2019. De gewijzigde regeling bevat een voorziening voor ondernemingen die gestart zijn na 1 oktober 2019. Voor deze groep geldt een andere referentieperiode.

De drempel voor de vaste lasten bedraagt in deze periode € 3.000 voor drie maanden. Het minimale subsidiebedrag bedraagt € 750 voor drie maanden.

De eenmalige opslag voor ondernemingen met een eet- of drinkgelegenheid bedraagt 2,8% van de referentieomzet in € maal het omzetverlies in %. De opslag kent een maximum van € 20.160. Voor deze opslag komen in aanmerking ondernemingen die op 15 maart 2020 in het handelsregister waren ingeschreven met een hoofdactiviteit onder de Sbi-codes 56.10.1, 56.10.2, 56.29 en 56.30.

Voor ondernemingen, die na 29 februari 2020 zijn gestart, bedraagt de opslag € 101.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | Staatscourant 2020, nr. 61730, nr. WJZ/ 20225793 | 23-11-2020

Wetsvoorstel Werken waar je wil

Een initiatiefwetsvoorstel om werknemers meer rechten te geven op aanpassing van de werkplek is ter consultatie gepubliceerd. De Wet flexibel werken (Wfw) regelt de rechten van werknemers ten aanzien van arbeidsduur, werktijd en arbeidsplaats. Werknemers hebben momenteel het recht om de werkgever te vragen de arbeidsduur, de werktijd of de arbeidsplaats aan te passen. De werkgever kan een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur of werktijd alleen weigeren als zwaarwegende bedrijfsbelangen zich tegen toekenning verzetten. Ten aanzien van een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats heeft de werkgever meer vrijheid om dit af te wijzen. De initiatiefnemers willen dat voor verzoeken om thuis of op de werklocatie te werken hetzelfde gaat gelden als voor verzoeken om aanpassing van de arbeidsduur of de werktijd. De Wfw stelt als voorwaarde aan verzoeken voor aanpassing van de arbeidsduur, werktijd of arbeidsplaats dat de werknemer ten minste een half jaar in dienst is bij de werkgever. Het is niet de bedoeling van het wetsvoorstel om dit te wijzigen. Een verzoek moet ten minste twee maanden voor de ingang van de gewenste aanpassing schriftelijk bij de werkgever worden ingediend. De werkgever moet na overleg met de werknemer uiterlijk een maand voor de beoogde ingangsdatum van het verzoek schriftelijk reageren. Wanneer de werkgever dit niet doet, dan wordt het verzoek van de werknemer ingewilligd. De Wfw geldt niet voor werkgevers met minder dan tien werknemers. 

Het wetsvoorstel Werken waar je wil ligt ter consultatie en kan naar aanleiding van de reacties worden gewijzigd voordat het zal worden ingediend bij de Tweede Kamer. Vervolgens moeten beide Kamers akkoord gaan met het wetsvoorstel voordat de nu voorgestelde wijzigingen van kracht worden.

Een aandachtspunt is dat de Arbeidsomstandighedenwet de werkgever verplicht om zorg te dragen voor de veiligheid en de gezondheid van zijn werknemers. De inrichting van de arbeidsplaats valt onder de zorgplicht van de werkgever. Dat geldt ook bij thuiswerken. De kosten voor een ergonomisch ingerichte werkplek mogen niet voor rekening van de werknemer komen.

Bron: Overig | wetsvoorstel | 18-11-2020