All posts by jansen_kleton_claudia

Kamervragen Tozo

In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld naar aanleiding van een krantenartikel over de Tozo-regeling. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze vragen beantwoord. De minister maakt duidelijk dat een uitkering op grond van de Tozo een gezinsuitkering is en door aanvragers met partner door beide partners wordt aangevraagd. Beide partners ontvangen voor de helft van de verstrekte uitkering een jaaropgave. De Tozo kan daardoor gevolgen hebben voor de belastingheffing van beide partners.

De verdeling van de Tozo over de ondernemer en zijn partner heeft geen gevolgen voor het recht op of de hoogte van toeslagen, tenzij geen sprake is van partnerschap voor de toeslagen. Volgens de minister komt dat in de praktijk niet vaak voor.

Het meetellen van de Tozo bij het inkomen van de partner heeft niet tot gevolg dat de hele uitkering wordt wegbelast of gecompenseerd door een lager recht op toeslagen. De minister deelt de opvatting, dat de Tozo-uitkering een sigaar uit eigen doos is, niet en ziet geen reden om de regeling aan te passen.

Omdat de Tozo-regeling is gebaseerd op de Participatiewet telt ontvangen kinderalimentatie voor de ondernemer mee als inkomen omdat daarmee in de kosten van levensonderhoud van een inwonend minderjarig kind wordt voorzien. Aanvulling vanuit de algemene bijstand is dan niet nodig. De bijstand is een minimumregeling en ondersteunt alleen voor het hoogstnodige. Het kindgebonden budget wordt overigens wel hoger als het inkomen van de ondernemer daalt. Toeslagen, kinderbijslag en incidentele giften worden niet als inkomen aangemerkt voor het recht op uitkering uit de Tozo. De minister is niet van plan de regeling zodanig aan te passen dat kinderalimentatie niet meer wordt verrekend met de Tozo-uitkering.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021Z03732 | 21-03-2021

Recht op basisbetaalrekening bij Nederlandse bank

Een wetsvoorstel beoogt mogelijk te maken dat alle Nederlanders, ongeacht waar zij wonen, recht hebben op een basisbetaalrekening bij een Nederlandse bank. Het wetsvoorstel is vooral van belang voor Nederlanders die buiten de EU wonen. De afgelopen jaren hebben Nederlandse banken steeds vaker de betaalrekeningen van deze groep Nederlanders opgezegd. De Wet op het financieel toezicht (Wft) bepaalt nu dat banken consumenten, die rechtmatig in de EU verblijven, in staat moeten stellen een basisbetaalrekening aan te vragen en te gebruiken. De Wwft biedt banken een aantal gronden om mensen een basisbetaalrekening te weigeren. De bestaande weigerings- en eenzijdige opzeggingsgronden blijven in stand. Daar wordt aan toegevoegd dat een bank geen bankrekening hoeft aan te bieden aan een consument die woont in een land waar een vestigingsvereiste voor banken geldt en de bank in dat landgeen vestiging heeft.

Bron: Overig | wetsvoorstel | 04-03-2021

Herstelregelingen kinderopvangtoeslag

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet aanvullende maatregelen aangekondigd, waaronder het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan gedupeerde ouders en het aanpassen van de compensatieregeling. Het verschil in berekening van de compensatie tussen de compensatieregeling en de hardheidsregeling verdwijnt. De staatssecretaris van Financiën heeft vooruitlopend op wetgeving een besluit gepubliceerd waarmee uitvoering wordt gegeven aan deze maatregelen.

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen kent een hardheidsregeling, een compensatieregeling en een tegemoetkomingsregeling als herstelregelingen in de kinderopvangtoeslag. Op verzoek wordt aan gedupeerde ouders compensatie of tegemoetkoming geboden. Ouders komen daarvoor in aanmerking als zij in enig jaar voldoen aan de voorwaarden van een van de herstelregelingen. Het forfaitaire bedrag van € 30.000 wordt eenmalig uitbetaald aan de ouder die de kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd, ongeacht het aantal jaren waarvoor recht op compensatie of tegemoetkoming bestaat. Als eerder een lager bedrag aan compensatie of tegemoetkoming is vastgesteld, zal de Belastingdienst/Toeslagen dit aanvullen tot € 30.000.

Ouders die voor 15 februari 2021 een verzoek hebben ingediend voor compensatie of tegemoetkoming krijgen voor 1 mei 2021 het forfaitaire bedrag uitbetaald. Ouders die na 14 februari 2021 een verzoek indienen, krijgen het forfaitaire bedrag binnen zes maanden na indiening van het verzoek uitbetaald. Het forfaitaire bedrag wordt niet toegekend als verzoeken worden ingediend na 1 januari 2024.

Als het definitieve bedrag aan compensatie of tegemoetkoming op grond van de herstelregelingen lager uitkomt dan het uitgekeerde forfaitaire bedrag van € 30.000 wordt niets teruggevorderd.

De tegemoetkoming voor ouders, die gedupeerd zijn door hardheid van het stelsel, wordt met terugwerkende kracht op dezelfde wijze berekend als de compensatie bij de compensatieregeling. Er wordt uitgegaan van de gehele terugvordering die samenhangt met hardheid van het stelsel. Ook voor hardheid kan een verzoek om aanvullende compensatie voor de werkelijke schade worden ingediend. Het definitieve bedrag aan compensatie zal ook voor deze ouders worden berekend overeenkomstig de compensatieregeling.

Bron: Ministerie van Financiƫn | besluit | nr. 2021-30659, Staatscourant 2021, Nr. 14691 | 18-03-2021

Gebruikelijk loon lager dan minimumloon

De Wet op de loonbelasting bepaalt dat een aanmerkelijkbelanghouder voor zijn werkzaamheden een gebruikelijk loon geniet. Het gebruikelijk loon bedroeg in de jaren 2018 en 2019 in beginsel € 45.000 per jaar, tenzij aannemelijk is dat in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is.

Volgens de Belastingdienst moest voor de dga van een in 2018 opgerichte bv het gebruikelijk loon voor 2019 op het wettelijk minimumloon worden gesteld. Door het bestaan van een arbeidsovereenkomst kon het loon niet lager worden vastgesteld dan het wettelijk minimumloon op basis van de gewerkte uren. De omzet van de bv over het verlengde boekjaar 2018 tot en met 31 december 2019 bedroeg € 13.600. De kosten over deze periode bedroegen € 9.442. Volgens de arbeidsovereenkomst bedroeg het loon van de dga € 3.750 bruto per maand. Het ontbrak de bv aan financiële middelen om het loon aan de dga uit te keren.

Volgens de rechtbank Gelderland kan nog steeds een beroep worden gedaan op een in een ingetrokken besluit van de staatssecretaris van Financiën opgenomen verzachting van de gebruikelijkloonregeling. Een lager dan een gebruikelijk loon is acceptabel als de continuïteit van de vennootschap in gevaar komt bij het uitbetalen van een gebruikelijk loon. De rechtbank vond aannemelijk gemaakt dat de bv in 2019 niet over de financiële middelen beschikte om het gebruikelijk loon uit te betalen. De bv is in 2018 opgericht met een geplaatst kapitaal van € 1.000. Het resultaat over het boekjaar 2018/2019 was negatief. De rechtbank stelde het gebruikelijk loon voor het boekjaar 2018/2019 vast op het in 2018 verloonde bedrag van € 11.250. Dat had tot gevolg dat de rechtbank de naheffingsaanslag 2019 verminderde tot nihil.

Volgens de rechtbank doet het vasthouden aan het minimumloon als ondergrens voor het gebruikelijk loon in dit geval geen recht aan de realiteit.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL2021811, AWB 20/3740 | 17-02-2021

Rechtbank vernietigt opgelegde loonsanctie

De werkgever is verplicht het loon van een werknemer tijdens diens arbeidsongeschiktheid door te betalen. De loondoorbetalingsplicht duurt in beginsel maximaal 104 weken. Als de werknemer na 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt is, komt hij in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij de behandeling van de aanvraag voor deze uitkering beoordeelt het UWV of de werkgever voldoende heeft gedaan om de werknemer te laten re-integreren in het arbeidsproces. Als dat niet het geval is, verlengt het UWV de loondoorbetalingsverplichting van de werknemer met maximaal 52 weken. Bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen staat het bereikte resultaat voorop. Het resultaat is bevredigend als:

  • er een (gedeeltelijke) werkhervatting is, die aansluit bij de resterende mogelijkheden van de werknemer; of
  • de werknemer kan werken in een functie waarmee hij ten minste 65% van het loon verdient dat hij verdiende vóórdat hij ziek werd.

Tegen het besluit om een zogenaamde loonsanctie op te leggen staan de rechtsmiddelen bezwaar en beroep open.

De rechtbank oordeelde in een procedure dat het UWV ten onrechte een loonsanctie heeft opgelegd aan de werkgever. In het re-integratieverslag vermeldde de werkgever dat de werknemer 20 tot 30 uur per week bepaalde werkzaamheden in eigen bedrijf kon verrichten. Een deel van de beschreven werkzaamheden deed zich echter onvoldoende voor om relevant te zijn. Een ander deel van de  werkzaamheden was vrijgekomen door ziekte van een andere medewerker. Daarnaast was een verwachte opdracht niet doorgegaan. De werkgever had het re-integratieverslag in verband hiermee moeten aanpassen, maar heeft dat niet gedaan. De rechtbank vond dat de werkgever aannemelijk heeft gemaakt dat de feiten en omstandigheden ten opzichte van het re-integratieverslag verslag zijn veranderd en dat daarmee ook de geschetste mogelijkheden voor re-integratie van de werknemer binnen het bedrijf zijn gewijzigd. Volgens de rechtbank was er een deugdelijke grond waarom de re-integratie anders is verlopen dan eerder was voorgespiegeld. Een herstart van de werknemer in het eerste spoor behoorde niet tot de mogelijkheden omdat er geen werk voorhanden was.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBOBR2021776, SHE 20/2178 | 22-02-2021

Contouren evenementenregeling

Het kabinet heeft de contouren van de eerder aangekondigde regeling voor de evenementenbranche bekend gemaakt. De regeling bestaat uit een garantie voor gemaakte kosten wanneer een evenement door coronamaatregelen niet door kan gaan. De garantie bestaat voor 80% van de kosten uit een gift en voor 20% uit een lening. De lening kent een rente van 2% per jaar. De garantieregeling vervangt de dekking die voorheen in annuleringsverzekeringen was opgenomen maar door verzekeraars is geschrapt. De garantieregeling geldt voor professionele organisatoren van evenementen die in Nederland gepland staan tussen 1 juli en 31 december 2021. Eerder geplande evenementen kunnen verplaatst worden naar een latere datum om aanspraak te kunnen maken op deze regeling. Het kabinet gaat ervan uit dat het vanaf 1 juli verantwoord is om evenementen te organiseren. De formele regeling wordt waarschijnlijk half april gepubliceerd. De regeling zal worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | 18-03-2021

Verlenging onbelaste uitkering vaste reiskostenvergoedingen

De mogelijkheid om bestaande vaste reiskostenvergoedingen onbelast uit te keren ondanks een gewijzigd reispatroon wordt verlengd tot 1 juli 2021. Dat heeft de staatssecretaris van Financiën bekend gemaakt in antwoord op Kamervragen. Voorwaarde is dat de reiskostenvergoeding al voor 13 maart 2020 werd gegeven. De staatssecretaris heeft verder meegedeeld dat mogelijkheden worden onderzocht voor een aanvullende regeling waarbinnen het mogelijk wordt om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden. Daarvoor geldt nu nog geen gerichte vrijstelling. Deze regeling zou een aanvulling zijn op de bestaande mogelijkheden om arbo-voorzieningen en ICT-middelen onbelast te vergoeden. Deze aanvullende regeling zal niet voor het einde van het jaar kunnen worden ingevoerd. Werkgevers kunnen dit jaar de verruiming van de vrije ruimte in de werkkostenregeling gebruiken om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden.

Bron: Ministerie van Financiƫn | publicatie | 2021-0000040335 | 23-03-2021

Europese Commissie keurt verruimingen TVL goed

De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) bevat een vergoeding voor de vaste lasten van een bedrijf. Deze vergoeding bedraagt een percentage van de per sector forfaitair bepaalde vaste lasten. De vergoeding is voor het eerste kwartaal van 2021 verhoogd van 50-70% naar 85% bij een omzetverlies vanaf 30%. De maximale vergoeding per kwartaal is verhoogd van € 90.000 naar € 550.000. De grens van maximaal 250 medewerkers geldt met ingang van het eerste kwartaal van 2021 niet langer. De maximale vergoeding voor grote bedrijven bedraagt € 600.000 per kwartaal.

Kleine bedrijven

Het minimumbedrag aan subsidie voor kleine bedrijven is verhoogd van € 750 naar € 1.500. De drempel voor de TVL van minimaal € 3.000 aan vaste lasten in een kwartaal is verlaagd naar € 1.500.

Opslag voorraad gesloten detailhandel

De voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel geldt ook in het eerste kwartaal van 2021. De subsidie bestaat uit een opslag van 21% op de TVL. In het vierde kwartaal van 2020 was de opslag 5,6%. De voorraadsubsidie is afhankelijk van het omzetverlies. Voor de voorraadsubsidie hoeven ondernemers geen aparte aanvraag in te dienen. De opslag kent een maximum van € 300.000.

Starters

Voor ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 30 juni 2020, komt een op de TVL gebaseerde regeling. Als referentieperiode voor deze bedrijven geldt het derde kwartaal van 2020. De regeling zal gelden voor het eerste halfjaar van 2021. Ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 15 maart 2020, komen ook voor de reguliere TVL in aanmerking. Om overlap te beperken is het kabinet van plan deze ondernemers in het tweede kwartaal enkel voor de nieuwe startersregeling in aanmerking te laten komen. Het kabinet hoopt het loket voor de startersregeling in april of mei 2021 te kunnen openen.

Gelijktrekken subsidiegrens TVL voor land- en tuinbouw

Middelgrote bedrijven in de land- en tuinbouw kunnen geen gebruik maken van de verhoging van de subsidiegrens voor de TVL. Dit komt door de bepalingen van het Europees steunkader waaronder de TVL is aangevraagd. Er komt een regeling onder een ander staatssteunkader, die vergelijkbaar zal zijn met de verruimde TVL. Het kabinet streeft ernaar het loket voor deze regeling in april of mei van dit jaar te openen, met terugwerkende kracht voor het eerste kwartaal.

Regeling specifieke kosten land- en tuinbouw

In de land- en tuinbouw is veelal sprake van doorlopende kosten voor het in leven houden van planten en dieren. Voor de landbouwsectoren met SBI-code 1.1 tot en met 1.5 geldt in verband met deze kosten een opslag van 21%-punt op de TVL.
Voor de land- en tuinbouwsector geldt dat de TVL-subsidie gemaximeerd is op € 225.000. Het kabinet werkt aan een aparte regeling voor grote land- en tuinbouwbedrijven waarbij dezelfde plafonds worden gehanteerd als voor de reguliere TVL, dus € 550.000 voor het mkb en € 600.000 voor grotere bedrijven. Het is de bedoeling om deze regeling in april of mei te openen met terugwerkende kracht voor het eerste kwartaal.

Goedkeuring

De wijzigingen in de TVL zijn inmiddels goedgekeurd door de Europese Commissie en worden nu in de regeling verwerkt. Een eventuele extra tegemoetkoming zal door RVO.nl worden uitgekeerd.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | 15-03-2021

Aanvullingen economisch steunpakket

Subsidiepercentage TVL naar 100% in het tweede kwartaal

De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) is een subsidie voor ondernemers die geraakt zijn door de coronacrisis. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het omzetverlies van een onderneming, het vastelastenpercentage van de sector waartoe de onderneming behoort en het geldende subsidiepercentage. Voor het tweede kwartaal van 2021 is aangekondigd dat het subsidiepercentage wordt verhoogd naar 100%. Volgens de minister van EZK kan de wijziging van de TVL worden verwerkt zonder gevolgen voor de openstelling van het aanvraagloket voor het tweede kwartaal.

De regeling moet worden voorgelegd aan de Europese Commissie ter goedkeuring in verband met de staatssteunregels. De verwachting is dat aanvragen vanaf de tweede helft van mei kunnen worden ingediend. De maximumvergoedingen gaan niet omhoog en blijven op het niveau zoals onlangs vastgesteld. De verhoging van het subsidiepercentage van de TVL geldt ook voor de land- en tuinbouwsector.

De ontvangen TVL-subsidie wordt aangemerkt als omzet voor de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Dit betekent dat de verhoging van de TVL zal leiden tot een verlaging van de NOW.

Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)

De TONK is bedoeld om huishoudens tegemoet te komen die door de coronacrisis een sterke terugval in inkomsten hebben en daardoor hun noodzakelijke (woon)lasten niet meer kunnen betalen. De TONK wordt uitgevoerd door de gemeenten. Het oorspronkelijk beschikbare bedrag van € 130 miljoen wordt door veel gemeenten als ontoereikend beschouwd. Het kabinet verdubbelt het beschikbare bedrag voor de TONK tot € 260 miljoen voor het eerste halfjaar van 2021. De TONK loopt vanaf 1 januari 2021, ongeacht de startdatum in een gemeente. Dat betekent dat uitkeringen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 gedaan worden.

Uitstel van betaling belastingschulden

De opgebouwde schuld onder het tijdelijk versoepelde uitstelbeleid voor belastingen bedraagt op dit moment bijna € 16 miljard. Het uitstel van betaling van nieuwe betalingsverplichtingen loopt tot uiterlijk 1 juli 2021. Ondernemers moeten dus vanaf 1 juli 2021 de betaling van nieuwe  belastingverplichtingen hervatten. De aflossing van de opgebouwde belastingschuld begint op 1 oktober 2021. De komende tijd wordt bekeken of verdere versoepelingen van het uitstelbeleid nodig zijn. Mogelijke aanpassingen zijn het verlengen van de betalingstermijn, een latere startdatum voor aflossingen en verlenging van de periode met verlaagde invorderingsrente.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | CE-AEP / 21072068 | 11-03-2021

Verlenging uitstel van belastingbetaling

Het tijdelijk versoepelde uitstelbeleid voor belastingen houdt in dat ondernemers op verzoek automatisch drie maanden uitstel van betaling krijgen voor belastingschulden. Langer uitstel van betaling is mogelijk als de ondernemer aan bepaalde voorwaarden voldoet. Het uitstel geldt ook voor nieuwe belastingschulden die in de uitstelperiode ontstaan. Deze regeling geldt tot 1 juli 2021. Tot die datum kunnen ondernemers uitstel of verlenging van verleend uitstel aanvragen. Zowel het uitstel als de verlenging lopen uiterlijk op 1 juli af. Gedurende de periode van uitstel van betaling moeten ondernemers wel op tijd aangiften doen.

De Belastingdienst stuurt ondernemers, van wie het bijzonder uitstel van betaling tot 1 juli loopt, vóór 1 oktober 2021 een brief met een voorstel voor een betalingsregeling. Deze geldt voor de gehele belastingschuld die is opgebouwd tijdens het bijzonder uitstel. De datum waarop ondernemers moeten starten met terugbetalen is verschoven van 1 juli 2021 naar 1 oktober 2021. De aflossing moet binnen 36 maanden gedaan worden.

Ondernemers, van wie het automatisch verleende uitstel van drie maanden afloopt voor 1 juli, wordt aangeraden om verlenging van het uitstel tot 1 juli te vragen. Doen zij dat niet, dan komen zij niet in aanmerking voor de betalingsregeling die de Belastingdienst na afloop van het uitstel aanbiedt. In dat geval moet de belastingschuld ineens worden afgelost.

Bron: Belastingdienst | publicatie | 16-03-2021